Belgisch witblauw 

Oorsprong en evolutie van het ras

De oorsprong van het ras gaat terug tot het begin van de 20ste eeuw in België, waar fokkers vanaf de tweede helft van de 19de eeuw begonnen met het selecteren van een gemengd runderras op basis van een heterogene populatie van melkrunderen gekruist met Shorthorn-runderen.

Na de Tweede Wereldoorlog richtte de selectie zich op individuen die een grotere spiermassa ontwikkelden.  De oprichting van inseminatiecentra vergemakkelijkte het gebruik van kunstmatige inseminatie en versnelde de selectie.

In 1973 werd het ras Midden- en Hoog-België omgedoopt tot Belgisch witblauw, op hetzelfde moment als de creatie van het Stamboek.

Vanaf dan werd de selectie van het Belgisch witblauw voortgezet in twee afzonderlijke takken: In 1985 werd de oorsprong van de uitzonderlijke bespiering van het Belgisch witblauw ontdekt: een natuurlijke mutatie in het coderende gen voor myostatine (mh)!

Troeven van het Belgisch witblauwras

  • vroegrijp ras: eerste kalf op 24 maanden
  • uitzonderlijk fijne botten
  • karkasopbrengst tot 70%
  • vleesopbrengst van ongeveer 80% met een hoog aandeel “edele” stukken (bovenbil en achterwerk)
  • kwaliteit van hete vlees: mager, cholesterolarm en mals.
  • homozygoot ras mh: 100% van de vleesrunderen van het Belgisch witblauw beschikt over de dubbele kopie van het gen van de dubbele spiermassa/dikbil (mh/mh)
  • Voederefficiëntie

Wat is de volgende stap?

Het Belgisch witblauw is goed voor 50% van de Belgische veestapel waarvan het overgrote deel tot de vleesrunderen behoort. Als we in België spreken over “Belgisch witblauw”, bedoelen we meestal deze tak, in tegenstelling tot het gemengde witblauw (of de Bleue du Nord in Frankrijk).

Het Belgisch witblauw in gebruikskruising

Het Belgisch witblauw is één van de toprassen die gebruikt worden voor kruisingen met melkrassen in Europa. Klik hier voor meer informatie over het Belgisch witblauw in gebruikskruising.